Het zal niemand ontgaan dat gemeenten grote tekorten hebben op de Jeugdzorg en de Wmo. Uiteraard nemen gemeenten diverse (beheers)maatregelen om tekorten te beteugelen en meer grip te krijgen op de uitgaven. Tijd om enkele maatregelen de revue te laten passeren en en passant ervaringen van enkele gemeenten erbij betrekken en ervaringscijfers te benoemen.

  • Goede managementinformatie is noodzakelijk om grip te krijgen op de uitvoering en de kosten. Dan hebben we het niet alleen over actueel inzicht op de uitgaven sec. Systematisch bijhouden en monitoren van actuele en gerichte sturingsinformatie is essentieel echter schaars. Meer data driven werken: gegevens over verwijzingen (aantal, type, bron –wettelijke- verwijzers), zorg (type en aard), cliënt, woonsituatie, woongebied maar ook doorlooptijden bereikte resultaten e.d. leidt tot sturingsinformatie waardoor tijdig kan worden ingegrepen. Bijvoorbeeld door het mee te nemen bij het contractmanagement met aanbieders of bij gesprekken met huisartsen die naar veel (dure) zorg doorverwijzen. Door data kun je nagaan of ingezette maatregelen resultaat hebben.
  • Contractmanagement: ten behoeve van de monitoring en managementinformatie is het belangrijk dat afspraken met de aanbieders gemaakt worden over de (uniforme) wijze van informatievoorziening en verantwoording. Ook goed om in de contracten prikkels om samen te werken met andere aanbieders op te nemen. Bijvoorbeeld bij op- of afschalen van de zorg. Vermeden moet worden dat het loont om langere zorg te verlenen. Het beperken van het aantal aanbieders kan leiden tot een beter en intensiever relatiemanagement.
  • Instellen van budgetplafonds en afschaffen van open-eind bekostiging is een maatregel die inmiddels veel wordt toegepast. In dit kader is het goed om te onderzoeken of resultaat- of populatiebekostiging niet beter past voor de beheersing van de kosten dan prestatiebekostiging p*q (zogenaamde uurtje factuurtje).
  • Bewaken van de poort: om grip te krijgen is goede samenwerking met de verwijzers, zoals huisartsen, onontbeerlijk. Hierbij valt te denken aan (meerjarige) afspraken over doelstellingen en gedeelde verantwoordelijkheid (partnerschap). De huisarts is nog altijd de belangrijkste verwijzer naar gespecialiseerde jeugdhulp en gemeenten hebben hier weinig grip op. De indicatiestelling, waar mogelijk, onafhankelijk maken van de hulp(organisaties). Bij de gemeente zelf (wijkteams) of uit besteden aan een onafhankelijk servicebureau.
  • Inzetten op preventie, zoals het inzetten van een praktijkondersteuner/jeugdprofessional (jeugd)ggz bij huisartsen, is een effectief en kostenbesparend beheersmaatregel. ‘Door de praktijkondersteuner ggz/jeugdprofessional kunnen mensen/jongeren/ouders met psychische vragen eerst op een laagdrempelige manier worden geholpen binnen de huisartsenpraktijk, waardoor verwijzing naar een psycholoog of de ggz niet (direct) nodig is.  
  • Andere vorm van laagdrempeligheid is door de hulp door of vanuit school c.q. het onderwijs, al dan niet in samenwerking met een jeugdprofessional (spreekuur), te organiseren. Zwaardere jeugdhulp kan hiermee worden voorkomen.
  • Toetsen of de geïndiceerde zorg en/of ondersteuning passend is bij de hulpvraag qua inhoud als qua kosten. Een zogenaamd schakelteam, bestaande uit ervaren toegangsmedewerkers met expertise op de verschillende zorgdomeinen, beoordeelt de zorgtrajecten, die vanwege hun omvang opvallen of als ze boven een bepaalde norm uitkomen.

Gemeenten als Eindhoven en Venlo hebben met een combinatie van maatregelen de grote tekorten in het sociaal domein weten om te buigen naar een positief saldo. Het contracteren van minder aanbieders, het bewaken van de toegang, het inzetten op preventieve maatregelen en het invoeren van budgetplafonds hebben hun vruchten afgeworpen. In Kampen zijn goede ervaringen opgedaan met het inzetten van een praktijkondersteuner jeugd-ggz, wat naar verluid een miljoen aan besparing op zwaardere jeugdzorg heeft opgeleverd. Ook in Tilburg bleek de inzet van de praktijkondersteuner ggz effectief te zijn. Op een laagdrempelige manier wordt zorg verleend binnen de huisartsenpraktijk en is verwijzing naar een psycholoog of de ggz niet (direct) nodig wat weer leidt tot kostenbesparing.

Dat dit soort maatregelen nodig zijn blijkt wel uit de ontwikkeling van de kosten van bijvoorbeeld de jeugdzorg. De gemeentelijk uitgaven voor de jeugdzorg stegen tussen 2015 en 2018 met 42 procent. In 2018 waren de gemeentelijke uitgaven in de jeugdzorg 1,4 miljard euro hoger dan de rijksbijdragen. Het beroep op de jeugdzorg nam tussen 2015 en 2018 met dertien procent toe.

Gemeenteraad

De raad zal en wordt meegenomen in de problematiek van het sociaal domein. En zij moet volledig en tijdig worden geïnformeerd over de ontwikkelingen, voor zover relevant, om haar kaderstellende en controlerende functie uit te kunnen voeren. Zorg dat de informatiebehoefte van de raad in kaart is gebracht.